Energiebesparingsplicht
Wat is de energiebesparingsplicht? (vanaf 2023)
Gepubliceerd op: 14 september 2022
Laatst gecontroleerd op: 24 augustus 2023
Het Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht bedrijven en instellingen om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Dit is de energiebesparingsplicht. De energiebesparingsplicht geldt voor locaties van bedrijven en instellingen die per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) gebruiken.
De energiebesparingsplicht onder de Omgevingswet
Onder de Omgevingswet wordt de energiebesparingsplicht opgenomen onder het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Vanaf 1 januari 2024 gaat naar verwacht de Omgevingswet in. Hierin worden ook de aanpassingen aan de energiebesparingsplicht opgenomen. De aanpassingen zijn ook verwerkt in het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer en gelden vanaf 1 juli 2023.
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u daar eens in de 4 jaar over rapporteren. Dit doet u op grond van de informatieplicht energiebesparing en/of op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.
Aparte plicht voor activiteiten en gebouw(en)
De energiebesparingsplicht is onder de Omgevingswet opgenomen in 2 besluiten. De energiebesparingsplicht uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gaat over de milieubelastende activiteiten op een locatie. De energiebesparingsplicht uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) gaat over de gebouwen op een locatie, de zogenoemde gebruiksfuncties. Bijvoorbeeld een winkel- of kantoorfunctie.
Onder het Activiteitenbesluit geldt het begrip ‘inrichting voor de Wet milieubeheer’. Onder dit besluit is de gebouweigenaar verantwoordelijk om de gebouwmaatregelen uit te voeren. En de uitvoerder voor de activiteitgebonden maatregelen, zie toelichting.
Toelichting:
Voert uw organisatie de activiteiten uit? Bijvoorbeeld het runnen van een winkel. Dan is uw organisatie verantwoordelijk voor de energiebesparingsplicht voor de activiteiten in de winkel. De eigenaar van het gebouw is dat voor het gebouw. Dit kan dezelfde organisatie zijn, maar dat hoeft niet. Voor één locatie kunnen 2 organisaties een energiebesparingsplicht hebben.
Milieubelastende activiteit
Een milieubelastende activiteit is een activiteit die slecht voor het milieu kan zijn. Voor een locatie met een milieubelastende activiteit uit hoofdstuk 3 van het Bal bepaalt het Rijk de (milieu)regels. Voor milieubelastende activiteiten die niet in hoofdstuk 3 van het Bal staan, bepaalt uw gemeente mogelijk (milieu)regels. Deze staan dan in het gemeentelijke Omgevingsplan.
Hoofdstuk 3 van het Bal heeft een aantal afdelingen. In afdeling 3.3 tot en met 3.11 zijn milieubelastende activiteiten opgenomen voor specifieke bedrijfstakken (activiteiten). Bijvoorbeeld voor datacenters, tankstations of de voedingsmiddelenindustrie.
In afdeling 3.2 zijn bedrijfstakoverstijgende milieubelastende activiteiten opgenomen. Specifiek voor energiebesparing is in deze afdeling een milieubelastende activiteit opgenomen voor bedrijfstakken die niet onder afdeling 3.3 tot en met 3.11 vallen. Hierdoor wordt de landelijke energiebesparingsplicht ook van toepassing op bedrijfstakken waarvoor normaal gesproken de gemeente de (milieu)regels bepaalt. Deze nieuwe milieubelastende activiteit heeft betrekking op de activiteiten in en om een gebouw op een locatie. Als er geen gebouw is, geldt de energiebesparingsplicht dus niet.
Wie heeft er een energiebesparingsplicht?
De energiebesparingsplicht uit het Bal en het Bbl geldt voor locaties met een jaarlijks energiegebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent). De energiebesparingsplicht uit het Activiteitenbesluit geldt voor inrichtingen met dit jaarlijks energiegebruik.
Een aardgasequivalent is de hoeveelheid kubieke meter (Nm3) aardgas die bij verbranding evenveel warmte oplevert als een gegeven hoeveelheid van een andere energiedrager. 1 GJ ingenomen (stads)warmte komt bijvoorbeeld overeen met 31,6 m3 aardgasequivalent.
De omrekenwaarden voor andere energiedragers vindt u in de tabel hieronder. Voor het bepalen van het energiegebruik voor de ondergrens moet naar het gezamenlijke energiegebruik van de activiteiten én de gebouw(en) op een locatie gekeken worden. Dit geldt voor de energiebesparingsplicht uit het Bal én voor de energiebesparingsplicht uit het Bbl.
Maakt u gebruik van een warmte-koudeopslaginstallatie (WKO) of van een gemeenschappelijk koudenet voor uw koudevraag? Of van een WKK-installatie of van een ketel om warmte en/of elektriciteit op te wekken? Bekijk dan ook de veelgestelde vragen over de informatieplicht energiebesparing.
Heeft u een omgevingsvergunning milieu? Dan gaat de energiebesparingsplicht ook voor u gelden. Er kan dan sprake zijn van overgangsrecht voor voorschriften over energiebesparing die in uw vergunning staan. Meer informatie hierover vindt u op de website van Infomil.
Erkend monument
Is uw gebouw een erkend monument? Dan geldt de energiebesparingsplicht ook. Bij een monument kunnen echter niet zomaar alle energiebesparende maatregelen uitgevoerd worden. Lees hierover meer op de website van Infomil. Informatie van ons over het verduurzamen van monumenten vindt u op de pagina Monumenten en musea. Op de Erkende maatregelenlijst (EML) is hierover ook een specifieke technische randvoorwaarde opgenomen.
Nu ook maatregelen die CO2 reduceren
De energiebesparingsplicht gaat vanaf 2023 ook over maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder die geen energie besparen, maar wel CO2-uitstoot verminderen. Denk hierbij aan het opwekken van hernieuwbare energie en het overstappen naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot.
Uitzonderingssituaties
De energiebesparingsplicht geldt vanaf 1 juli 2023 voor bijna alle locaties met het hiervoor genoemde jaarlijks energiegebruik. De energiebesparingsplicht geldt echter niet voor:
- gebouwen en activiteiten die alléén gebruikmaken van op de locatie opgewekte hernieuwbare energie. Dit geldt ook als er wel een aansluiting is op het net om niet gebruikte hernieuwbare energie door te leveren. Dit geldt niet als voor een andere energiedrager wel gebruikgemaakt wordt van een netaansluiting.
- de gebruiksfuncties Woonfunctie en Bouwwerk geen gebouw zijnde.
Qua maatregelen geldt een uitzondering voor de verbranding van (houtige) biomassa voor de productie van:
- elektriciteit, en
- laagwaardige warmte met een temperatuur tot ten hoogste 100 graden Celsius.
Dit met als doel om biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk te gebruiken en laagwaardige toepassingen, zoals voor lage temperatuurwarmte, af te bouwen. Deze uitzondering is geen verbod op laagwaardige toepassingen, maar hiermee wordt voorkomen dat bedrijven en instellingen verplicht worden om deze toepassingen uit te voeren.
Vanaf het moment dat de Omgevingsdienst ingaat (we verwachten op 1 januari 2024) gelden ook de volgende uitzonderingen:
- een gebouw met een logiesfunctie dat minder dan 4 maanden per jaar wordt gebruikt en een verwacht energiegebruik heeft van minder dan 25% van het energiegebruik bij permanent gebruik
- een alleenstaand gebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2
- een gebouw, dat door de overheid onteigend is en voor het doel van die onteigening zal worden gesloopt
Heeft u een dergelijk gebouw? Dan ligt het niet voor de hand om over deze gebouwmaatregelen nog een informatieplichtrapportage in te dienen in 2023. Uw omgevingsdienst bepaalt dit. U moet dat met deze organisatie afstemmen.
Heeft u een gebouw dat maximaal 2 jaar wordt gebruikt? Dan geldt er ook geen energiebesparingsplicht voor uw gebouw vanaf het moment dat de Omgevingswet ingaat. U dient wel in 2023 een informatieplichtrapportage in. Hierin kunt u toelichten waarom u de energiebesparende maatregelen niet meer gaat uitvoeren.
Tabel AEQ - andere energiedragers
Energiedrager | 25.000 Nm3 aeq = | 25.000 Nm3 aeq = | 170.000 Nm3 = |
Warmte (stadsverwarming, stoom) | 1 GJ = 31,6 Nm3 | 791 GJ | 5.380 GJ |
Huisbrandolie | 1 liter = 1,20 Nm3 | 20.833 liter | 141.667 liter |
Stookolie | 1 ton = 1.300 Nm3 | 19,2 ton | 130,8 ton |
Steenkool | 1 ton = 925 Nm3 | 27 ton | 183,8 ton |
Vloeibaar propaan | 1 liter = 0,73 Nm3 | 34.247 liter | 232.877 liter |
LPG | 1 liter = 0,95 Nm3 | 26.316 liter | 178.947 liter |
Diesel | 1 liter = 1,13 Nm3 | 22.124 liter | 150.443 liter |
Benzine | 1 liter = 1,04 Nm3 | 24.038 liter | 163.462 liter |
Droog hout | 1 kg = 0,48 Nm3 | 52.083 kg | 354.167 kg |
1 m3 niet-Gronings aardgas =X m3 aeq |
25.000 / X | 170.000 / X |
X=onderste verbrandingswaarde aardgas (MJ/m3)/31,65 MJ/m3
Hoe geeft u invulling aan de energiebesparingsplicht?
U kunt één van onderstaande mogelijkheden uitvoeren:
- U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit.
- U voert alle toepasselijke maatregelen van de Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) uit.
Bent u vastgoedeigenaar van meer dan 20 gebouwen in Nederland en vallen deze onder toezicht van 2 of meer omgevingsdiensten? Dan kunt u meedoen aan de portefeuilleaanpak. Dit beperkt uw administratie en geeft u meer flexibiliteit. In ruil hiervoor moet uw vastgoed bovenwettelijke energieprestaties leveren.
U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of u hiermee voldoet aan de energiebesparingsplicht. De terugverdientijd bepaalt u volgens onderstaande methode.
U voert alle toepasselijke erkende maatregelen (EML-systematiek) uit
De Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) bevatten maatregelen die in het algemeen een terugverdientijd van 5 jaar of minder hebben. Voor elke toepasselijke erkende maatregel die u niet uitvoert, moet u een gelijkwaardige of betere maatregel nemen. Deze alternatieve maatregel moet net zo veel of meer energie besparen als de erkende maatregel.
U voert niet alle toepasselijke erkende maatregelen uit
Heeft u toch niet alle toepasselijke erkende maatregelen of een minimaal gelijkwaardig alternatief hiervoor uitgevoerd? En gaat u dit ook niet doen? Dan moet u alsnog alle energiebesparende maatregelen uitvoeren - die voor uw specifieke situatie een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder.
De EML-systematiek is niet altijd van toepassing
Locaties van bedrijfstakken waarvoor het Rijk de milieuregels bepaalt (met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 tot en met 3.11 van het Bal) én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen KWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas(equivalent) hebben een onderzoeksplicht energiebesparing. Voor deze locaties geldt de EML-systematiek niet.
Berekening terugverdientijden
De berekening van de terugverdientijd voor een energiebesparende maatregel maakten we als gevolg van de Omgevingswet actueel. Deze terugverdientijdberekening geldt ook voor maatregelen op het gebied van hernieuwbare opwek of overstap naar een andere energiedrager. Daarvoor bepaalt u of de maatregel de CO2-uitstoot vermindert. De energieprijzen waarmee u rekent, maakten we ook actueel.
De aangepaste methode is op 13 juni 2023 in de Staatscourant gepubliceerd. In de regeling is ook vastgelegd wanneer vaste energieprijzen moeten worden toegepast en wanneer kan worden gerekend met de eigen energieprijzen.
Terugverdientijd berekenen voor glastuinbouw
Voor de glastuinbouw geldt een verlaagd belastingtarief voor aardgas. De energieprijzen voor deze sector zijn op 30 juni 2023 in de Staatscourant gepubliceerd. Hierin is ook vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een maatregel berekent als er energie door een WKK-installatie wordt opgewekt. Voor niet-glastuinbouwbedrijven is niet vastgelegd hoe u de terugverdientijd berekent als er een WKK-installatie aanwezig is.
Meer informatie over de berekeningsmethodiek voor de CO2-reductie en de terugverdientijd vindt u op Terugverdientijdmethodiek - energiebesparingsplicht.
Rapporteren over de energiebesparingsplicht
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u hierover eens in de 4 jaar rapporteren aan uw bevoegd gezag. Voor de gebouwmaatregelen, zoals de isolatie van de gebouwschil, is dat altijd op grond van de informatieplicht energiebesparing. Voor de activiteitgebonden maatregelen, zoals energiezuinige productkoeling, is dat op grond van de informatieplicht energiebesparing óf op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.
Tot de Omgevingswet ingaat is de zogenaamde ‘drijver van de inrichting’ verantwoordelijk voor het indienen van de informatie- en/of onderzoeksplichtplichtrapportage. Dit blijft gelden tot de volgende uiterste indieningdatum van 1 december 2027 voor alle bedrijven die in 2023 een informatieplicht en onderzoeksplicht hadden. De reden hiervoor is dat er overgangsrecht van kracht wordt als de Omgevingswet ingaat.
In onderstaande download staat wie in het geval van verhuur-huur situaties de drijver is bij de informatieplicht. Dit geldt voor de informatie- en onderzoeksplicht als u rapporteert over de maatregelen.
De drijver rapporteert niet altijd
Voor de energiebesparingsplicht - het uitvoeren van de maatregelen - is het anders geregeld. De eigenaar van het gebouw is, tenzij contractueel anders is afgesproken, verantwoordelijk voor het uitvoeren van de gebouwmaatregelen. De organisatie die de activiteiten uitvoert, heeft de energiebesparingsplicht voor de activiteitgebonden maatregelen. Hoewel wettelijk gezien de drijver de informatieplicht- en onderzoeksplichtrapportage moet indienen, ligt het voor de hand dat degene die de maatregelen moet uitvoeren ook de rapportage hierover indient. Er is dus een verschil tussen wie wettelijk verantwoordelijk is (de drijver) en wie naar verwachting ook zal rapporteren. Dit is al vooruitlopend op de Omgevingswet.
Voor sommige bedrijfstakken is het logischer dat de gebouweigenaar óók de informatieplichtrapportage indient voor de activiteitgebonden maatregelen van zijn huurder(s). Dit gebeurt in het geval er zeer beperkt sprake is van activiteitgebonden maatregelen. Het gaat dan vooral om bedrijfstakken waarvoor onder de Omgevingswet de gemeente de milieuregels bepaalt. Denk bijvoorbeeld aan kantoren of winkels.
Ontbreekt de rapportage? Dan schrijft de omgevingsdienst de drijver van de inrichting aan. Zie voor een verdere uitleg hierover de website van Infomil.
Bent u vastgoedeigenaar en doet u mee aan de portefeuilleaanpak? Dan moet u voor al uw gebouwen voldoen aan de informatieplicht. U rapporteert dan de adres- en energiegebruiksgegevens van uw gebouwen. En u voegt uw door het bevoegd gezag goedgekeurde portefeuilleroutekaart als bijlage bij.
Controleer welke rapportageplicht u heeft
Naast de informatie- of onderzoeksplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten eens in de 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan ons rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
Vul het stappenplan in om te bepalen welke overheidsorganisatie voor u de milieuregels bepaalt en welke plichten voor u van toepassing zijn. Geldt de informatieplicht? Dan geeft het stappenplan ook aan met welke EML u hieraan kunt voldoen.
Wilt u:
- dit voor al uw locaties in één keer bepalen?
- dit ook bepalen voor locaties waar gebouwen staan die u verhuurt?
- onderzoeken welke andere wettelijke verplichtingen, bijvoorbeeld de energielabel C-plicht voor kantoorgebouwen, met betrekking tot energiebesparing en CO2-reductie mogelijk nog meer van toepassing zijn?
- Hierover een rapport ontvangen?
Vul dan de Wetchecker Energiebesparing in. Bent u de eigenaar van een gebouw met huurder(s)? Kies dan in de Wetchecker bij uw bedrijfsactiviteit voor 'dienstverlening'. En vervolgens 'verhuur en handel van onroerend goed'.
Heeft u vragen over bijvoorbeeld de begrenzing van uw locatie? Of over de wettelijke status van de milieubelastende activiteit op die locatie? Neem dan contact op met uw omgevingsdienst. Die lokale invulling van de wetgeving is een verantwoordelijkheid die bij die organisatie ligt. De rijksoverheid en wij kunnen hier helaas geen uitspraken over doen.
Wie is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving?
Voor de meeste bedrijven en instellingen is de gemeente het bevoegd gezag voor de energiebesparingsplicht. Zo ook voor de informatie -en onderzoeksplicht energiebesparing. Voor locaties met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de zogenaamde complexe bedrijven, is dat de provincie.
Er zijn nog 2 uitzonderingen. Het bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties is het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het bevoegd gezag voor de meeste defensielocaties is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht, is opgenomen in het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. Dit houdt in dat de gemeenten verplicht het mandaat voor toezicht en handhaving aan hun omgevingsdienst moeten geven. De omgevingsdiensten doen daarom voor vrijwel alle locaties de uitvoering van deze taken.
U dient uw informatie- en/of onderzoeksplichtrapportage in via MijnRVO. Uw omgevingsdienst en uw bevoegd gezag kunnen deze rapportage(s) daar ophalen. Dat is naar verwachting in september mogelijk voor de informatieplicht en eind oktober 2023 voor de onderzoeksplicht. De omgevingsdienst beoordeelt uw rapportage(s). Indien uw rapportage onverhoopt niet voldoet, zal de omgevingsdienst u vragen om de rapportage te verbeteren en aan te vullen.
De energiebesparingsplicht en EED-auditplicht
Naast de energiebesparingsplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten iedere 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan RVO rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
De EED-auditplicht is een Europese verplichting voor ondernemingen die niet onder het midden- en kleinbedrijf (mkb) vallen. Deze ondernemingen moeten eens in de 4 jaar onderzoeken welke kosteneffectieve energiebesparende maatregelen (voor gebouwen, processen en zakelijk vervoer) zij kunnen uitvoeren.
De EED-auditplicht verplicht ondernemingen niet om de gevonden kosteneffectieve maatregelen uit te voeren. De verplichting om maatregelen uit te voeren is geregeld in de energiebesparingsplicht. De EED-auditplicht geldt voor de onderneming als geheel.
Een onderneming die onder de EED-auditplicht valt kan meerdere vestigingen hebben die ook een energiebesparingsplicht hebben. Vestigingen van een onderneming met een EED-auditplicht met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 50.000 kWh elektriciteit én minder dan 25.000 m3 aardgas(equivalent), vallen niet onder de energiebesparingsplicht maar via de onderneming wel onder de EED-auditplicht.
Door de energiebesparingsplicht moeten maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uitgevoerd worden. Dit is een andere eis dan het bepalen van de kosteneffectiviteit over de levensduur van een maatregel. De manier waarop deze terugverdientijd bepaald wordt, en met welke energieprijzen gerekend wordt, is wettelijk vastgelegd. Deze terugverdientijdmethode is anders dan de levenscycluskostenanalyse uit de EED-auditplicht. Dit zorgt dus mogelijk voor andere maatregelen dan uit de inventarisatie van kosteneffectieve maatregelen uit de EED-auditplicht.
De energiebesparingsplicht geldt niet voor maatregelen voor zakelijk vervoer. Deze maatregelen zijn onderdeel van de EED-auditplicht.
De (landelijke) energiebesparingsplicht gaat ook over maatregelen die CO2 verminderen. Bijvoorbeeld door het opwekken van hernieuwbare energie of de overstap naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot. De EED-auditplicht gaat alleen over energiebesparende maatregelen.
Meer informatie
- Energiebesparingsplicht in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
- Energiebesparingsplicht in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Link naar energiebesparingsplicht RVO.